dinsdag 23 augustus 2011

Einde in zicht.....

Donderdag 18 augustus nemen we de publieke speedboot naar Nusa Lembongan. Lembongan is een klein eiland, ten zuid oosten van Bali. We wilden het nog een keer: Het eilandgevoel. De dag van vertrek was het redelijk bewolkt. Geen goed voorteken. Een eiland bezoeken heeft namelijk een groot nadeel: je zult een boot op moeten. De zee was nogal woelig, maar ik leek de enige passagier die zich daar druk over maakte. Er was uiteindelijk ook maar ook een passagier die doorweekt aankwam. En dat was niet van het angstzweet, maar van een megagolf die precies op mijn plaats het dek op spoelde! De ’boss’ (zoals hij zichzelf noemde) van Star Two Thousand cottages stond ons al op te wachten in de haven. Was het omdat we op internet een erg negatieve recensie over hem lazen of omdat de man dollartekens in zijn ogen had, maar we waren meteen op onze hoede. Zijn houding en de manier waarop hij ons behandelde stond ons niet aan. Het was de grote kamer en de twee tweepersoonsbedden die ons toch deden besluiten te blijven. De komende dagen hebben we er alles aan gedaan om ’de boss’ te ontwijken, want als hij ons zag bleef hij ons bestoken met vragen en zogezegde aanbiedingen voor snorkeltrips, vervoer, boottrips etc. De kids waren vooral onder de indruk van zijn 10 centimeter lange vingernagels…….

Waar we al een beetje bang voor waren, bleek te kloppen. Het eilandgevoel kwam niet echt tot zijn recht. Lembongan was veel drukker dan we verwacht hadden en de kustlijn was zo druk bezet met bootjes dat zwemmen niet echt uitnodigend was. Desalniettemin hadden we drie leuke dagen. Het buur-hotel had een heel klein zwembadje waar we gebruik van mochten maken, dus de eerste dag lazen Chris en ik allebei weer een boek uit en waren de kids ’s avonds verschrompeld van het lange waterspelen.
De tweede dag besloten we toch nog een poging te doen de schoonheid van de onderwaterwereld op te zoeken. We boekten een boottripje bij Mowgli (al zag hij er meer uit als Balou de beer) en hij bracht ons naar de mooiste snorkelplekken. Helaas was de zee nog steeds niet helemaal kalm en de stroming vrij sterk, dus Jaan heeft maar een keer gesnorkeld en Tijn wilde helemaal het water niet in. Maar dat laatste had wellicht meer te maken met het feit dat hij ontdekt had dat er koekjes aan boord waren, en als de kat van huis is…..

De onderwaterwereld van Lembongan is mooi, maar waarschijnlijk zijn wij inmiddels te verwend om er nog onder de indruk van te geraken. Het leukste van deze snorkeltrip vonden we dan ook het laatste stuk door de mangrove. Dit bizarre, surrealistische decor blijft tot de verbeelding spreken. Zeker als er dan ook nog een leguaan over het water voorbij schuift…..

Lembongan staat bekend om zijn zeewier-teelt. Op de stranden voor ons hotel was deze bedrijvigheid goed te volgen. Er zijn volledige plantages aangelegd, die alleen met eb bloot liggen. In deze uren wordt er dan ook hard gewerkt om zoveel mogelijk wier te plukken en het land op te transporteren. Het werd ons al snel duidelijk dat er heel veel soorten wier zijn. Sommige soorten groeien maar een bepaalde periode van het jaar, andere het hele jaar door. Dat bepaalt ook de waarde ervan. Ook de kleuren zijn zeer divers. Op het land zitten hele gezinnen de oogst te sorteren op kleur en soort. Sommige wieren kunnen worden gegeten, maar de meeste worden gebruikt voor veevoer, cosmetica, medicijnen en ijsjes. Het vocht in het wier heeft namelijk een soort gelatine-achtige werking.

Onze laatste dag op het eiland wandelen we naar Mushroom-beach. Een kleinere, mooie baai zonder zeewier-teelt, maar helaas is zwemmen nog steeds een slalom tussen de boten. Vervelend op dit eiland is dat je al niet-gast van een hotel, ook niet welkom bent in hun zwembad. Zelfs niet als je er uitgebreid luncht. Maar wel als je er (veel!) voor betaald! Daar doen we dus niet aan mee, dus keren we terug naar ons eigen hotel, ontwijken ’de boss’, plonzen ons eigen zwembadje in, en genieten van een prachtige zonsondergang!
Zondag 21 augustus varen we terug naar ‘het vaste land’ van Bali. Langzaamaan begint het gevoel van ‘de laatste keer’ toe te slaan. De laatste keer naar een eiland (buiten beschouwing gelaten dat elke plek in heel Indonesië zich op een eiland bevindt….), de laatste keer op een boot, de laatste keer een hotel uitkiezen…. Jaan laat zelfs vallen dat hij eigenlijk nu wel naar huis wil. Tijn niet. Die wil zijn verjaardag hier niet missen en telt de dagen af!

Na aankomst in Sanur, vragen we een taxichauffeur ons naar Mas te brengen. Dit plaatsje ligt net naast Ubud en staat bekend om de kunst van het houtbewerken. Het plaatsje heeft echter maar een hotel, en dat blijkt na aankomst ver boven ons budget…. De chauffeur gaat met ons op zoek naar iets anders en voor we het weten zijn we weer terug in Ubud! Hier begonnen we onze reis ook, 7 weken geleden. Het was niet gepland er nog terug te keren, maar het lot besliste anders. Ons hotel, Casa Ganesha, ligt aan de andere kant van Ubud, en als we na onze lunch een wandeling maken ontdekken we een heel ander Ubud. De winkeltjes zijn allemaal erg verleidelijk, originele spullen, gezellige restaurantjes, prachtig handwerk, mooie kleding….. We shoppen de hele middag en belonen de kids met een bezoekje aan Monkey Forest. Maar als we er aankomen, en we de kids waarschuwen voor de gevaren van deze veel te tam geworden wilde apen, vinden ze het bekijken van de apen die op straat over de elektriciteitskabels balanceren al meer dan voldoende…..

De volgende ochtend hebben we een bezoekje gebracht aan Goa Gajah (olifantengrot). De grot, met de tempel, stelde niet veel voor. Het terrein erom heen is echter uitgestrekt, mooi begroeid met resten van ouder tempels, en dat bood ons de gelegenheid om de hordes toeristen te ontlopen. De kids vonden het ‘aaien’ van de vissen in het heilige water het hoogtepunt. Zo heeft ieder hier zijn eigen favoriete bezigheid!

In de namiddag hebben we nog een bezoekje gebracht aan het ARMA museum, recht tegenover ons hotel. Dit museum voor traditionele en moderne kunst ligt op een zeer mooi terrein, tussen de rijstvelden. Onze kunstliefhebber Jaan kon er geen genoeg van krijgen. Hij keurde elk schilderij afzonderlijk, bracht uitgebreid verslag uit (en jullie weten hoe uitgebreid Jaan kan zijn) en beoordeelde vervolgens of het hem kon bekoren of niet. Toen we net wilden vertrekken begon er een les Balinees dansen voor kinderen. En toen kwam Tijn aan zijn trekken. Met open mond bestudeerde hij de groep meisjes die onder streng toezicht van hun lerares probeerden de slangachtige bewegingen onder de knie te krijgen. Het bezoek aan het museum duurde daardoor veel langer dan gepland, maar gelukkig stond er verder niets meer op het programma.

Eenmaal terug in het hotel mochten de jongens van de ober proberen een paar vissen te vangen, die in een langgerekt bassin rond het hele restaurant zwemmen . Het hele restaurantpersoneel was in rep en roer, en iedereen vond het reuze amusant. Alleen Chris en ik waren niet zo blij met de bovenmatige drukte die onze twee jongens teweeg brachten. We vroegen ons ook af wat de andere gasten ervan vonden….. 


Dinsdag 23 augustus vertrokken we terug naar Sanur. Maar alvorens onze taxi arriveerde waagden we ons toch alsnog aan Monkey Forest. We besloten geen bananen aan de ingang te kopen om de kans op monkey-attacks zo klein mogelijk te houden. Maar we waren nog geen 50 meter verder of er hing al een eerste aap aan mijn broek. Mijn gegil maakte de sfeer er niet echt relaxter op…. En toen ik de kinderen (en mezelf) probeerde te kalmeren door uit te leggen dat dat alleen maar kwam omdat mama van die touwtjes aan haar broek heeft, en de aap waarschijnlijk dacht dat dat eten was, greep een tweede aap Jaan’s broekspijp en trok zo zijn broek omlaag…. Gelukkig konden we er allemaal nog om lachen, al waren we de rest van de wandeling wel erg op onze hoede!

En nu zijn we dus in Sanur. Morgen hebben we nog een belangrijke dag voor de boeg: Onze kleinste, jongste en laatstgeborene wordt dan al zes jaar! Op het programma staat het Safari & Marine Park. Vanmiddag zijn Chris en ik de hele tijd in de weer geweest om cadeautjes, cakejes, groene Fanta, tickets en overig verjaardagsmateriaal te verzamelen. Het beloofd een drukke maar spannende dag te worden. Daar is Tijn in ieder geval nu al van overtuigd.

Donderdag 25 augustus vliegen we terug naar huis. Heerlijk om weer thuis te zijn, schone kleren te kunnen aantrekken en iedereen die ons lief is weer te zien. Maar wat zullen we Indonesië missen…… Ik hou het dan ook maar bij: Indonesië, tot ziens!!!

vrijdag 19 augustus 2011

Back in Bali

Op 14 augustus zijn we vanuit Tomohon terug gegaan naar Manado. Niet omdat we Manado zo fijn vonden, maar omdat we behoefte hadden aan een soort van opruiming. Het ordenen van alle bagage, bijspekken van de financiële middelen en aanvullen van de levensmiddelen. En dat gaat beter in een stad, met een degelijke hotelkamer, in de koelte van de airco, dan in een dorp, op een klam, krapkamertje in de vochtige berglucht …

Zodoende komen we terecht in het Gran Puri Hotel, waar de rest van de dag lummelen, de was doen, cartoonnetwerk kijken, skypen en uiteraard de blog bijwerken. Maandag de 15e hadden we een verrassing voor de kids in petto. We hadden gezien dat er in Manado een open lucht zwembad was (Sitra Waterpark), met glijbanen en ander watervertier. Maar helaas, het was gesloten! Het was blijkbaar alleen in de weekenden geopend, dus vertrokken we met twee zwaar teleurgestelde kinderen terug naar het hotel. Om onszelf te troosten kochten we vier gebakjes in een van de Dutch Bakery’s die Manado rijk is en plonsden we ‘s middags in het vieze bad van het hotel…. Nog maar een dagje lummelen…. Ook niet slecht.

‘s Avonds trakteer ik mezelf op een traditionele Indonesische massage. En voor diegenen die denken dat dat alleen maar lekker is: Echt niet! De momenten waarop ik me afvroeg waarom ik dit in godsnaam vrijwillig onderging waren niet op een hand te tellen. Echter, achteraf genoot ik van mijn ontspannen spieren en een lichaam dat op wolkjes liep!

16 Augustus ‘s morgens vroeg vertrekt ons vliegtuig terug naar Bali (Denpasar). Aangezien we niet in deze megastad willen blijven, reizen we meteen door naar Sanur aan de zuid-oostkust. We hebben niets vooraf gereserveerd en al snel blijkt dat Sanur in het hoogseizoen een grote toeristische trekpleister is. Het ene na het andere hotel geeft te kennen fully booked te zijn. Als onze chauffeur na de zoveelste teleurstelling een zijstraatje inrijdt om te draaien, zien we een klein bordje ‘homestay’ staan. We besluiten er een kijkje te nemen en een kwartier later zijn we ingecheckt bij Abian Boga. We hebben een spiksplinternieuwe kamer, met een interieur dat ons doet watertanden…. Prachtige tafels, spiegels en kastjes van ruw hout, geschilderd in felle kleuren. Achteraf blijkt alleen onze kamer met dit prachtige interieur te zijn uitgerust……

Sanur is een soort van mini-Lloret de Mar. (Te) veel toeristen, veel winkeltjes, veel restaurantjes, veel strandstoelen en parasols….. De lange kustlijn is uitgerust met een wandel-fietspad, dus onze tweede dag in Sanur besluiten we fietsen te huren. Met de kids achterop fietsen we langs de drukke stranden. De blauwe lucht is gedecoreerd met vele vliegers, een hobby die hier door het grootste deel van de bevolking uitgeoefend wordt. Aangezien het vandaag Onafhankelijkheidsdag is, zijn er op veel plaatsen evenementen. Touwtrekken, kussengevechten, paalklimmen…. En de Indonesiërs hebben het meeste pret wanneer er iets fout gaat. Zijn ze daarmee wel zo verschillend van ons….?

We willen graag het museum van Adrien Jean le Mayeur bezoeken, maar we waren vergeten dat ook hier op nationale feestdagen alles gesloten is. Deze beroemde Belgische schilder kwam in 1932 naar Bali kwam en trouwde met zijn leeftijd van 50 jaar de 15 jaar oude Polok. Een vriendelijke, bejaarde, reeds lang geleden geëmigreerde Australiër, is echter bereid ons over het terrein van het museum rond te leiden. We moeten wel beloven stil te zijn….. Een beetje unheimisch en niet wetend of het nu illegaal is of niet, bewonderen we de schoonheid van de kunstzinnige gebouwtjes (de voormalige woon- en werkvertrekken van le Mayeur) en luisteren naar de verhalen van de gepensioneerde Ozzie. Helaas hangen de kunstwerken zelf achter slot en grendel, en daar kan zelfs deze Ozzie niet binnen.

Tijdens de voortzetting van onze fietstocht, vragen we ons af wat het bouwwerkje is dat op een kleine wijde aan de kant van de weg staat opgesteld. Eenzelfde bouwwerkje staat een stukje verderop, maar dit exemplaar is helemaal zwartgeblakerd. Een man die onze verbazing op onze gezichten leest, gebaart ons met handen en voeten dat we nog even moeten wachten. Niet wetende waarop we dan moeten wachten, besluiten we het advies over te nemen en parkeren de fietsen. De kinderen amuseren zich met de opspattende golven, wanneer we in de verte muziek en veel stemmen horen. Waarop we zaten te wachten wordt al snel duidelijk. Een lange stoet met mensen, waarvan een deel een hoge toren draagt, versierd met gekleurde stof, bloemen en wierook. En boven op de toren staat een in witte stof gewikkelde kist. Voor we het goed en wel beseffen maken we deel uit van een crematieplechtigheid. Nadat de stoet is gestopt, wordt de kist van de toren gehaald en in het geheimzinnige bouwwerkje geplaatst. Een deel van de mensen, naar wij denken de familie, loopt vervolgens zingend een aantal keren rond de kist en alle meegebrachte offers worden op en rond het bouwwerkje gezet. Om de verbranding zelf snel te laten verlopen wordt er gebruik gemaakt van gasbranders. Binnen een mum van tijd staat alles in lichterlaaie. Wat me nog het meest integreert is dat er niemand verdrietig lijkt. Er wordt geen traan gelaten. En dat terwijl de overledene een jongeman van 35 jaar is, die na een ziekte van twee dagen overleden is. Ik peins over de verschillen met begrafenissen bij ons. Het lijkt me fantastisch als je de dood zodanig kunt accepteren, dat je er gewoon vrede mee hebt als je naasten overlijden. Niet dat er dan geen verdriet is, maar het verdriet is in balans met de vreugde die het geloof in reïncarnatie met zich mee brengt. De kids zijn minder onder de indruk. “Ik kon die dode toch helemaal niet zien”, merkt Jaan nuchter op als we verder fietsen. “Die golven waren veel sjieker….”

‘s Avonds eten we in het restaurant van onze homestay en worden we getrakteerd op Balinese dansers. Tijn kan zijn geluk niet op, maar kiept ondanks zijn gevecht tegen de slaap toch om. Hij wordt alleen nog wakker om met de dansers op de foto te gaan……
 

zondag 14 augustus 2011

Tangkokosnoot......

Na het verlaten van Bunaken op 8 augustus, zijn we in Manado toch maar op zoek gegaan naar dokter. Tijns oor bleef zo af en toe opspelen en ook Chris kreeg steeds meer last. Na enig zoekwerk kwamen we terecht bij dokter Ronnie. Hij onderzocht de oren van vader en zoon met een cameraatje en wat we al dachten bleek te kloppen. Beiden hadden een oorontsteking. In Tijns andere oor zat nog een hele hoop zand, dus dat heeft hij er meteen maar uitgespoeld. Ik liet de antibiotica die we van thuis hadden meegenomen zien, en dokter Ronnie vond het een goed idee om die te nemen. We hadden ons dus het doktersbezoekje kunnen uitsparen, maar het voelt toch beter als je de bevestiging hebt van een echte medicus.
  
Na het doktersbezoek zetten we onze tocht voort richting het nationale park Tangkoko. We strijken neer in de homestay Mama Roos. We krijgen een erg sober hutje, maar er heerst wel een relaxte sfeer en de staf is erg aardig en behulpzaam. In de jungles van Tangkoko wonen de tarsiers. Deze spookdiertjes zijn zeldzaam, dus wilde we deze kans niet voorbij laten gaan en ze eens met eigen ogen gaan bekijken. Spookdiertjes zijn echter nachtdieren, dus zat er niets anders op dan een avondwandeling te maken.




Om vier uur vertrokken we, goed ingepakt en ingespoten met muggenspul, met onze gids Dion richting oerwoud. Na een wandeling van ongeveer anderhalf uur hadden we al heel wat vogels en insecten gezien. De tarsier leeft in holletjes in de bomen, en aangezien ze langere tijd in dezelfde boom huizen, weten de gidsen ze wel te vinden. We nestelen ons rond een boom, en wachten totdat de duisternis zijn intrede doet. We hebben geluk. Een van de twee spookdiertjes die in deze boom wonen, is nieuwsgierig en steekt al bij de schemer zijn hoofdje uit zijn holletje. Ik wist dat het kleine diertjes waren, maar zo klein…. Ze zijn zo
groot als een vuist, hebben ogen zo groot als schoteltjes, oren die niet veel kleiner zijn, een staartje twee keer zo lang als hun lichaam en aan elk vingertje een soort zuignapje met een nageltje. En ze zijn vreselijk schattig! Om de dieren niet te veel te storen mag er maar beperkt gefotografeerd worden. We doen ons uiterste best, maar het valt niet mee in het halfdonker zo’n klein beestje, boven in een boom, op de foto te krijgen.

Na onze geslaagde missie keren we terug huiswaarts. Maar onze gids heeft nog een toetje in petto. Als hij plotseling de zaklamp van de weg richting bomen beweegt, en ons met zijn handgebaren tot stilstand en zwijgen brengt, zien we de volgende nachtbraker…… Hij is pikzwart, zo groot als Chris’ hand, heeft acht behaarde poten en ziet er vreselijk eng uit! Ook de tarantula woont hier dus, in kleine holletjes in de bomen. Er loopt een rilling over mijn rug als ik me bedenk dat ik even daarvoor nog ontspannen op de grond had zitten wachten op de komst van het spookdiertje. Als Tijn nog dichterbij wilt gaan om de tarantula beter te kunnen zien, roept Dion hem terug. We mogen de gevarenfactor van dit harige monstertje niet onderschatten…..
Moe, bezweet, maar voldaan komen we terug in onze kamer. We overleggen met de kids of ze de volledige junglewandeling overdag ook zien zitten. En dat doen ze. Zodoende wordt de wekker de volgende dag op vijf uur gezet en vertrekken we om half zes weer richting het grote bos! En onze inspanningen worden beloond. We zien hoog in de bomen een slapende cuscus. Dit buideldiertje is familie van de koala, maar helaas ook een nachtdier dus niet erg actief overdag. Vervolgens treffen we een groep zwarte makaken, die zich niet erg druk lijken te maken over onze aanwezigheid. Ze komen zelfs uit de bomen en lopen enkele meters van ons vandaan voorbij. De waarschuwingen van de gids om rustig te blijven staan en er zeker niet achter aan te lopen nemen we zeer serieus want de tanden die ze ons in het voorbij lopen laten zien, zien er gevaarlijk uit….
Naast verschillende sunbirds, ijsvogels, pita’s en andere onbekende vogelsoorten zagen we ook een Sulawesische skops-uiltje (een vuist groot), dat eigenwijs bleef zitten voor de fotosessie en weigerde zich te laten wegjagen door een stelletje toeristen….En als klap op de vuurpijl streek er een grote hornbill (reuze-toekan) neer om het vrouwtje, dat in een spleet in de boom op het nest zat te broeden, te voeden. Alleen al het geluid van dit vliegende ruimteschip was indrukwekkend. Ongelooflijk hoe je met zo’n grote snavel je hoofd rechtop kunt houden en dan ook nog kunt vliegen…..

Ik hoef waarschijnlijk niet te vermelden dat de wandeling meer dan bevredigend was en dat de lunch die voor ons klaar stond bij terugkomst, meer dan smaakte!

Op donderdag 11 augustus hebben we Tangkoko weer verlaten. Op weg naar Tomohon zijn we gestopt bij het Tasikoki Wildlife Rescue Centre in Kema. Een totaal onbekende plaats, waar we heel toevallig iets over gelezen hadden. Maar de stop was de moeite waard. Het is een groot opvangcentrum voor dieren, te vergelijken met het Natuur Hulp Centrum in Opglabbeek. Alleen hebben ze hier uiteraard hele andere dieren. De meeste van deze wilde dieren werden ooit als huisdier gehouden of werden onderschept tijdens de illegale handel naar China. Het centrum wordt gerund door met name buitenlandse vrijwilligers. Onze gids, Rachel, komt uit Engeland en werkt hier voor een jaar. Ze geeft ons een rondleiding van meer dan twee uur en weet ons te raken met de trieste levensverhalen van de meeste dieren hier. Voor een aantal dieren is er de hoop ooit weer vrij te kunnen worden gelaten, maar voor anderen staat vast dat ze hier de rest van hun leven zullen moeten slijten. En de omstandigheden zijn verre van ideaal. Vanwege geld- en materialentekort voldoen de hokken bij lange niet aan de gewenste eisen…. Hoe hard de vrijwilligers ook hun best doen, het is vechten tegen de bierkaai. De Indonesische regering lijkt niet echt in te zitten met het wel en wee van deze dieren, en werkt om onbegrijpelijke redenen de rehabilitaties zelfs tegen.
We zagen onder andere krokodillen, schildpadden, verschillende papegaaisoorten en andere vogels, cuscussen, gibbons, makaken, Maleise zonberen en orang-oetangs. Alhoewel het bezoek eigenlijk een heel triest beeld gaf, deed het goed om te zien dat er toch nog veel mensen zijn die zich vrijwillig inzetten voor dit goede doel.
Op de weg terug naar de auto vroeg gids Rachel of we ook het guesthouse wilde zien. Trots leidde ze ons rond in de toren die naast een aantal prachtige slaapkamers, ook een hele mooie meditatieruimte en uitkijktoren had. Als we dit op voorhand geweten hadden, hadden we hier zeker een nachtje gelogeerd. Zeker toen we ook nog hoorden dat de kinderen van de gasten mogen helpen bij de verzorging van de dieren.

Maar helaas, onze taxi wachtte en we reden door. We maakten nog een stop in Air Madidi, waar we een pre-koloniale begraafplaats bezochten. Deze ‘waruga’ bestaat uit verticale graven, boven de grond. De overledene maakte zelf, al tijdens zijn leven, zijn eigen stenen graftombe, en versierde die naar wens. De kindergraven zijn zodoende niet versierd. De overledenen werden na hun dood in foetushouding in hun graf geplaatst, vergezeld van kostbaarheden en bezittingen. Helaas zijn de graven later allemaal geplunderd door de bezetters.

In de namiddag komen we aan in Tomohon. We checken in bij Ogong’s Palace en hebben een hutje met voornamelijk glazen muren, zodat we prachtig uitzicht hebben over de dichtbegroeide jungletuin. Een van de hoogte punten in dit stadje is de beklimming van de Mount Lokon, maar dat is vanwege de uitbarsting een paar weken geleden nu niet mogelijk. In de het dorp zelf merk je niets meer van de uitbarsting. Het enige wat nog zichtbaar is, is de grote rookpluim die nog steeds uit de krater komt en de rode vlaggen langs de helling, om aan te geven tot waar je mag komen.
Het kleine broertje van Mount Lokon, Gunung Mahawu, heeft zich niet wakker laten schudden door de uitbarsting van zijn broer en ligt er nog steeds even vredig bij. Daarom besluiten we de volgende dag deze berg te beklimmen en de kinderen een echte krater te laten zien. De microlet gooit ons er onder aan de berg uit en wij beginnen aan de anderhalf uur durende klim. Halverwege passeren ons auto’s, die blijkbaar door kunnen rijden tot slechts 10 minuten lopen van de top….. Maar sportief als we zijn doen wij het voet! Boven op de top hebben we mooi zicht op de krater, en twee bijna opgedroogde sulfaatpoelen. De eier-geur is er niet minder om…. Op de achtergrond ligt de Mount Lokon met zijn dampende, rokende krater….
De dreigende zwarte wolken zijn niet alleen afkomstig uit de krater. In de tussentijd hebben zich donkere regenwolken gevormd die tijdens onze afdaling openbreken. Aangezien we op de terugweg geen enkele auto meer tegenkomen, komen we tot op de onderbroek doorweekt aan in onze kamer…..

Zaterdag gingen we naar de markt. De markt in Tomohon is veelbesproken, zeker door toeristen. Dit komt omdat een deel van de Minahassa bevolking (= noord Sulawesi) als uitgangspunt hanteert dat je alles op vier poten kunt eten, behalve de tafels en de stoelen. En dat houdt in dat er op de markt een erge grote diversiteit aan vleesproducten wordt aangeboden. En als je daaraan toevoegt dat er ook nog ter plaatse geslacht wordt, hoef ik er verder geen woorden aan vuil te maken lijkt me. En het is natuurlijk heel dubbel om wel te accepteren dat er koeien-, varkens- of kippenvlees ligt, maar bijna over je nek te gaan als je slangen, vleermuizen, kikkers, ratten, apen en honden ziet liggen.
Ik besluit dan ook me met de kinderen alleen te begeven op het groente- en fruit gedeelte van de markt. Chris kan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen, en gaat toch even piepen…. Als ik even later met een marktkramer onderhandel over de prijs van een paar bananen, komen de kids aanlopen met de mededeling: “Kijk mam, daar liggen allemaal dode vleermuizen.” Gelukkig bleken ze er beiden niet koud of warm van te worden…..

Aangezien onze terugvlucht naar Bali op 16 augustus is, hebben we nog drie dagen te besteden in Sulawesi. Plannen hebben we nog niet. We doen waar we zin in hebben, en doen niet waar we geen zin in hebben. Wat is reizen toch heerlijk…….

donderdag 11 augustus 2011

Schildpadden en zaklampen….


Op 3 augustus zetten we voet aan wal op Bunaken. We blijven er hangen tot en met 8 augustus, al was het plan er maar drie dagen te blijven. Al waren we niet vanaf het begin gecharmeerd door dit in de reisgidsen beschreven paradijs….. Bunaken is een van de vijf eilandjes van het Bunaken Marine Park, een nationaal park waar dus eigenlijk geen hotels op gebouwd zouden mogen worden. Echter, de regering knijpt hier meerdere oogjes toe, want in de loop der jaren hebben verschillende hostels, cottages en homestays er hun deuren geopend. Wij verblijven in MC cottages, een eenvoudig verblijf met basis hutjes. We zijn inmiddels gewend aan de koud water douches, de wc’s die moeten worden doorgespoeld met de mandi, het wc papier dat in een apart bakje moet worden gegooid en de tanden die moeten worden gepoetst met flessenwater. De eerste 4 dagen zijn we de enige gasten, dus rust is gegarandeerd. Alle accommodaties op het eiland zijn ‘all inclusive’, dus wordt ons drie keer per dag een maaltijd voorgezet zonder dat we een menukaart te zien krijgen. Dat heeft zo zijn voordelen, maar uiteraard ook nadelen! We eten heerlijke gerechten die we anders nooit zouden bestellen (we weten immers niet hoe ze heten), maar we krijgen ook maaltijden die we liever niet hadden gehad! Gelukkig zijn de kids inmiddels fervente rijsteters, en met vers fruit vullen we de vitamines aan.

Na de aankomst slaat de teleurstelling toe. Met pijn in ons hart stellen we vast dat het vanaf de zee idyllisch uitziende eiland erg vervuild is. Veel aangespoeld plastic, kleding, batterijen en glas ontsieren het strandje voor ons hutje. Ook in het water drijft de nodige troep rond. Bunaken staat bekend als een geliefde duikersplaats, dus hadden we dit niet verwacht. Later begrijpen we dat deze rommel enerzijds afkomstig is van de bewoners van het eiland zelf, maar voor een groot deel ook via de zeestromingen vanuit Manado aanspoelt. De mentaliteit is hier gewoon anders. ‘Als je ervan af wilt geef je het aan de zee. Die neemt het gratis voor je mee!’ Over de gevolgen wordt niet door de inlanders blijkbaar niet nagedacht, door ons helaas wel…. Het snorkelen vanaf het strand lijkt ook niet echt te lukken, dus de eerste dag blijven we met een kater zitten. Is dat nu het tropische duikersoord waar de reisgidsen over schrijven? De tweede dag gaan we verder op ontdekking uit. Het moois moet toch ergens te vinden zijn….
 


Het dorp vlak naast ons resort bestaat uit twee delen. Een katholiek deel, met een protserige kerk die zo uit de Efteling lijkt te zijn weggelopen. Een schril contrast met de primitieve hutjes erom heen die uit niet veel meer bestaan dan bamboe en golfplaten. Er bestaat een soort van onzichtbare scheidlijn in het dorp, waarmee de overgang naar het islamitische deel wordt aangegeven. Zelfs de varkens lijken die grens te respecteren, want zij wagen zich niet op de islamitische grond. Het ‘EO-gezang’ ‘s avonds overstemt zelfs de moskee-hits, die ook tijdens de ramadam gewoon doorgaan!

De bewoners van het dorpje spreken geen Engels, dus onze verwoede pogingen om uit te vinden waar goede snorkelplekken zijn, leveren niets op. De reactie is standaard: Snorkel? Yes! En dan wordt er druk richting zee gewezen. Uiteindelijk ontdekken we dat het resort naast het onze (Seabreeze) duik- en snorkeltrips aanbiedt. Bij eb kunnen we over het strand ernaar toe lopen, en opgelucht boeken we een snorkeltrip voor de volgende dag.
De kids lijken niets mee te krijgen van onze lichte teleurstelling van het eiland. Zij kapen een op het land liggende boot, bouwen kokosnootkastelen, voetballen met de jongens uit het dorp en richten bij eb een waar zeesterren- en krabbenpension op!

De snorkeltrip doet onze gemoederen bedaren. We springen volledig uitgerust met flippers overboord en bewonderen opnieuw alles wat we op de onderwaterweg tegenkomen: giftige zeeslangen, “boemvissen“ (koffervissen), schorpioenvissen, roggen, nemo’s (anemoonvisjes), en voor de allereerste keer zien we zelfs zeeschildpadden! Ons geluk kan niet op, en supervermoeid maar voldaan varen we terug naar het eiland. Helaas staat er niets van op foto (de zoektocht naar het fotorolletje hebben we opgegeven….), maar de beelden staan in ons geheugen gegrift.
‘s Avonds (uiteraard weer tijdens het eten) moet Tijn naar het toilet. Na verwoede pogingen om het licht aan te krijgen, besluit Chris gebruik te maken van ons zaklampje. Toen ik Chris vanuit het toilet hoorde godver-ren, had ik al een ‘donkerbruin’ vermoeden wat er gebeurd was…. Enige tellen later kwam Tijn met grote ogen aangerend. Toen ik vroeg waar Chris was, liet hij weten dat papa nog ‘op zoek was’ naar de zaklamp, maar dat het lichtje langzaam was uitgedoofd….. Ik bespaar jullie de details maar Chris heeft die avond nog een heel aantal keren zijn arm gewassen…..
Aangezien de snorkeltrip zo goed bevallen was, hebben we twee dagen later nog een tweede trip geboekt. Deze keer bezocht de boot, die naast ons gevuld is met duikers, naar twee andere duikplaatsen, beide gelegen rond het eilandje Siladen. Om niet herhaling te vallen, volstaat het om te zeggen dat we graag nog een derde of een vierde snorkeltrip hadden willen boeken, maar helaas laten de tijd en het budget dat niet toe. Daarbij is Tijn’s oorpijn nog steeds niet helemaal over, en begint nu ook Chris last te krijgen van zijn oren. Wellicht dus beter even de boel droog te houden….

Zoals jullie weten zijn we alle vier fervente schelpenverzamelaars. Het criterium is echter dat we ze zelf moeten vinden, ze mogen niet gekocht worden. Nu is er een exemplaar, een cowrie, die al in alle kleuren en formaten deel uitmaakt van onze collectie, maar waarvan ‘de ultieme’ nog steeds ontbrak. En ja hoor, toen Chris snorkelde tussen de mangrovebomen, lag hij daar: zo groot als een ei, glanzend als een spiegel, donkerbruin met zwarte stippeltjes en de opening geribbeld als de tandenloze mond van de man die ons toelacht wanneer wij als trotse bezitters terug naar onze kamer wandelen! Jullie zijn van harte uitgenodigd onze nieuwkomeling bij thuiskomst te komen bewonderen!

vrijdag 5 augustus 2011

Chocomel en wortelsap

Het was een goed idee om de laatste twee dagen voor het vertrek naar Sulawesi nog naar Tetebatu te gaan. Vrijdag 29 juli reden we er in anderhalf uur vanuit Kuta naar toe, in plaats van de geplande drie uur. We verblijven in Hotel Wisma Soedjono. Deze hostel, gebouwd rondom een koloniaal huis van de Nederlanders, heeft een prachtige ligging, midden tussen de rijstvelden, aan de voet van de Rinjani vulkaan. Een ander groot pluspunt is dat het hier, door de hogere ligging, veel koeler is. Voor het eerst sinds ons vertrek hebben we ‘s avonds de vesten aan en ‘s nachts een deken op.
‘s Middags laten we ons afzetten aan de ingang van het Taman Gunung Rinjani Nationaal Park. We wandelen in een half uurtje naar de Air Terjun Joben waterval. Geen echte spectaculaire wandeling, maar we zien onderweg wel aapjes in de bomen. En dat maakt natuurlijk de meest saaie wandeling leuk!
De eerste nacht in Tetebatu is helaas ondanks de koelte een erg onrustige. Tijn wordt huilend wakker van de oorpijn en we zijn zo’n beetje de hele nacht zoekende naar trucjes om zijn pijn te verzachten en om hem terug in slaap te krijgen. Ik wijt het aan het rijden met de open vensters of het slapen met een ventilator, Chris denkt dat het brommerritje met de natte haren de schuldige is, en Tijn zegt: Ik weet niet waar het van komt maar het moet gewoon stoppen!

Gelukkig kan onze geplande wandeling de dag erna wel doorgaan, ook al kermt Tijn al als er naar zijn oor gewezen wordt. We wandelen met onze (mannelijke) gids Anja door de rijstvelden, de bossen, over marktjes en door dorpjes naar de Air Terjun Jukut waterval, het kleine broertje van de waterval van gisteren. Jaan trotseert de koude en neemt een ijsdouche! Het was een hele fijn wandeling waarbij we naast kokosnoten, bananen, papaja’s en mango’s dit keer ook zagen hoe kruidnagels, cacaobonen, peperkorrels, nootmuskaat, vanille en kaneel groeien. En ook de tabaksplantages van Marlboro en Phillip Morris ontbraken niet in het landschap. De kers op de taart was voor de kids de gevaarlijk uitziende tamberslang, die plotseling ons pad kruiste. Toen Anja zei dat hij er alleen maar eng uitzag, maar echt niet gevaarlijk was, moest het dier natuurlijk door Jaan van alle kanten bekeken worden!
De rest van de dag hebben we gerelaxt op de kamer. Dat houdt in dat de blog werd bijgewerkt, het huiswerk werd gemaakt, middagdutjes werden gedaan, ‘Eat, pray, love’ werd uitgelezen en nieuwe levels werden gehaald op de Nintendo.

Zondag 31 juli vertrekken we terug naar Mataram. Ook al is onze vlucht naar Sulawesi pas de dag erna, we besluiten geen risico te nemen op vertragingen of andere onvoorziene Indonesische zaken! We vertoeven nog een nachtje in het Lombok Raya hotel, omdat we tijdens ons vorig verblijf in Mataram hadden gezien dat dit hotel een erg leuk zwembad heeft. Daarnaast ligt het hotel tegenover de mall dus konden we nog effe wat inkopen doen voor de lange reisdag morgen en oordruppels halen voor Tijn (de oorpijn lijkt alleen ‘s nachts de kop op te steken)….

Maandag 1 augustus. We vertrekken in alle rust naar het vliegveld en zijn ruim op tijd. We wisten dat we een tussenstop hadden in Denpasar (Bali) van 5 uur, dus daar waren we op ingesteld. Aangezien we naar buiten konden ging de tijd snel voorbij. We wisten alleen niet dat we ook nog een tussenstop hadden in Makasar (Zuid Sulawesi), en daar mochten we het vliegtuig niet uit! Dat viel tegen… Maar al met al ging de dag snel voorbij en kwamen we ‘s avonds laat aan in Manado, Noord Sulawesi. Een taxichauffeur was zo vriendelijk met ons de hotels af te struinen want we hadden niets gereserveerd en het een na het andere hotel zat vol….. Uiteindelijk vielen we uitgeput in slaap in het ongezellige kamertje van het Wisata hotel.
Makasar is een grote en drukke stad. Het krioelt er van de microlets (bemo’s) en ook aan chaotische, rommelige, met airconditioning gekoelde winkelcentra is er geen gebrek. Noord Sulawesi is met name katholiek, dus zien we sinds lang weer eens kruisbeelden en kerken in plaats van moskeeën en tempels. We missen, net zoals elders in Indonesië, de gezellige avondmarkten, zoals we die uit Thailand kennen. En ook al willen we Indonesië niet vergelijken met Thailand, toch doen we dat onbewust. Zo valt ons op dat we hier meer geld kwijt zijn aan het vervoer. Het reizen met openbaar vervoer is hier minder evident. En ook rijden er geen treinen…. We zijn meer aangewezen op privé-vervoer, hetgeen uiteraard altijd duurder is. En het publieke vervoer dat er wel is (bijvoorbeeld bootjes) is voor ons als toeristen vaak moeilijk te doorgronden. Zo is niet altijd duidelijk op welke uren er gereden wordt. Bootjes vertrekken pas als ze vol zijn, dus dat kan met gemak een paar uur duren….. Tsja, en dan ben je natuurlijk al snel geneigd een bootje te charteren (ook al is direct vertrek dan nog niet gegarandeerd weten we uit ervaring!).

Dat hier lang niet iedereen goed Engels spreekt, hebben we ook al gemerkt. Versprekingen en onduidelijke gebarentaal leiden vaak tot bizarre situaties. Zo kreeg Tijn op een ochtend bij dagelijkse pannenkoek chocopasta. Jaan liep het water in de mond, dus de volgende dag bestelde hij ook een pannenkoek. Helaas kreeg hij er honing bij. Super teleurgesteld stuurde we hem naar de keuken om ‘chocolate’ te vragen voor bij de pannenkoek. Er werd druk ‘ja’ geknikt dus wachten we af. Na een kwartier wachten stuurden we Jaan opnieuw, omdat we dachten da ze hem vergeten hadden. Weer werd er ‘ja’ geknikt en gebaarden ze dat ze hem niet vergeten hadden. Nog een kwartier later (de pannenkoek was inmiddels al half opgepeuzeld) kwam de ober heel trots met warme chocomel! ‘Your chocolate’ lachte hij triomfantelijk. Wij keken bezorgd naar Jaan, bang om zijn reactie, maar hij kon er gelukkig hartelijk om lachen!
Toen Jaan een paar dagen later in een ander restaurant een nieuwe poging deed om chocopasta bij zijn pannenkoek te krijgen, klom de ober speciaal voor hem in een boom en bracht hem samen met zijn pannenkoek een cacaoboon! We hebben de boon geproefd, maar de smaak van Nutella was ver te zoeken….

Een andere keer bestelden we een flesje ‘water’ in een restaurant. Ook dit duurde weer enorm lang, maar dat zijn we inmiddels gewend. De vierde persoon aan tafel krijgt zijn eten structureel pas op het moment dat de eerste zijn bord leeg heeft. Maar waarom het halen van een flesje water een half uur moest duren, bleek toen we een glas wortelsap gepresenteerd kregen! Het Indonesische woord ‘wortel’ is namelijk identiek aan het Nederlandse woord (net zoals knalpot, handdoek, tomaat…). En dat klinkt blijkbaar hetzelfde al het Engelse ‘water‘….. Toen we de verspreking aan de ober uitlegde resulteerde dit in een oorverdovend gelach van het hele personeel! Het flesje water hebben we nooit meer gekregen….
Na een dag Manado hadden we weer genoeg van de drukte. Daarnaast is Manado vreselijk warm. De hitte slaat je lam, en je wilt alleen maar terug naar je airco-kamer…. Volgens een inwoonster die we spreken als we in de microlet zitten, komt dat door de vulkaan (Mount Lokon). We kunnen hem zien liggen, de boosdoener die twee weken geleden uitbarstte en zelfs in Europa het nieuws haalde. Hij rookt nog steeds, dat was ons al opgevallen. Maar we schrikken toch wel als het meisje in de microlet ons vertelt dat hij gisteren nog negen keer is uitgebarsten! Weliswaar geen grote erupties, maar toch….. Ook al weten we dat hij kilometers verderop ligt, het is toch raar om zo’n enorme natuurkracht met het blote oog te kunnen zien.
We willen Manado zo snel mogelijk verlaten. We hadden verwacht hier aanbiedingen naar Bunaken in overvloede te krijgen, maar dat was dus niet zo. Het duurde een hele tijd eer we een hotel hadden gevonden dat voor ons wilde bellen naar hotels op het eiland Bunaken. In het hoogseizoen loopt dit duik- en snorkelpareltje al snel vol, dus ernaartoe gaan zonder reservering voor een kamer is niet zo slim. Na lang rondbellen vond de receptioniste voor ons een kamer. Helaas niet aan de kant van het eiland waar we graag wilden, maar dat mocht de pret niet drukken. Nog een nachtje in het hete en drukke Manado, en dan is het weer eiland-time!

maandag 1 augustus 2011

Terima kasih en andere bedankjes….


Zondag 24 juli nemen we een taxi naar het havenplaatsje Lembar om naar Gili Nanggu te gaan. De taxichauffeur bleef ons onderweg vragen of we nu naar Lembar of naar Gili Nanggu wilden en hoe we allebei ook probeerden, de communicatie liep verre van helder. Na een lange rit (die drie keer langer duurde dan gepland) begrepen we dat je ook een bootje ergens anders kon nemen. Dat was wel verder met de taxi (dus beter voor de taxichauffeur!) maar veel korter met de boot. De plek waar de chauffeur ons eruit liet was bijna uitgestorven. Er liepen een paar mensen rond en na wat op en neer geroep kwam er een jongen met een bootmotor aanlopen. Hij vroeg voor de overzet naar ons idee veel te veel, maar weigeren was geen optie want we hadden geen andere keus. Dus liepen we maar achter hem aan het strand op en de zee in. Toen we eenmaal alle bagage en onszelf geïnstalleerd hadden bleek dat we eerst nog moesten helpen het bootje verder het water op te duwen. Eindelijk konden we vertrekken, alleen……… de motor werkte niet mee. Hoe hard de bootsman ook probeerde, een half uur later dobberden we nog steeds stuurloos rond. De bootsman begon al dobberend de motor te demonteren, maar ook dat leverde niets op. In de tussentijd amuseerde de kids zich met het opsporen van prachtige zeesterren die ze vanuit de boot op de bodem zagen liggen. Enige tijd later kwam er een tweede man door het water gewaad om hulp te bieden. Terwijl ze samen aan de motor sleutelden, verwonde onze bootsman zijn voet. De tweede man bracht de gewonde bootsman op zijn rug terug naar het land. En wij bleven met zijn vieren over. Nog steeds stuurloos ronddobberend. We besloten zelf het anker maar uit te gooien om te voorkomen dat we te ver afdreven. Het enige wat we begrepen hadden was dat we moesten wachten, dus dat deden we dan maar braaf. Enige tijd later kwam de tweede man weer alleen terug. Hij klom aan boord en kloemelde nog wat aan de motor maar dat mocht niet baten. We wisten niet wat er nu ging gebeuren want de nieuwe bootsman legde zijn werk neer en begon een sigaretje te roken. Op die momenten is het wel heel lastig dat je we niet een cursus Indonesisch hebben gevolgd op voorhand…. Uiteindelijk kwam er een andere boot aangevaren en moesten we overstappen. Dat viel niet mee zo midden op zee met alle bagage. Maar….. deze boot startte wel en een half uur later zetten we eindelijk voet aan wal op Gili Nanggu…..

Gili Nanggu is idyllischer dan idyllisch. Het eilandje is heel klein, en er ligt maar één ‘hotel’ op met een 10-tal simpele cottages. Als we onze hut uitkomen staan we met onze voeten op het witte zand van het strand. Er is geen winkel, dus nuttig je je maaltijden in het ene restaurantje dat het ressort rijk is. Wat extra proviand van het vaste land was wel handig geweest, maar daar dachten we te laat aan. Een wandeling rond het eiland duurt een half uur, tenzij je (zoals wij) overal stopt en alles wat blinkt, schittert of beweegt opraapt! Onze dagelijkse avondwandeling over witte strandjes en ruwe rotspartijen vol krabben duurde daarom zo’n twee uur.
Naast een handje vol andere gasten, loopt hier alleen wat personeel rond. Een paar voor het restaurant, een paar om te poetsen en een paar die de schildpadjes verzorgen die hier uitgebroed en verzorgd worden. Rust ten top dus, behalve tussen 11 en 15 uur, dan arriveren er bootjes met dagtoeristen die hier komen genieten van het koraal en de veelheid aan vissen.
Helaas nemen we met eigen ogen waar hoe onvoorzichtig (of onwetend?) sommige mensen zijn als het gaat om het behoud van de onderwaterwereld. We zien mensen met zwemvliezen stukken koraal afstoten, en anderen die zonder schroom boven op het koraal gaan staan. En dan nog de groep de Japanners die de lege zakjes en flesjes van het brood dat ze aan de vissen voeren achteloos in de zee achterlaten! Voor ons onvoorstelbaar en wraakroepend. Voor hen blijkbaar niets om je druk over te maken. Wij rapen provocerend hun rotzooi op en hopen zo de schade (van deze dag toch) te beperken….
Het voeren van de vissen is toegestaan. Je kunt plastic flesjes kopen, gevuld met brood, en een gat in de dop. Als je onderwater op zo’n fles knijpt, spuit het brood eruit. Binnen een mum van tijd krioelt het van de vissen die bijna tegen je aan zwemmen. De kleurpracht en de diversiteit van de vissen is onuitputtelijk. Het koraal is helaas erg beschadigd en heeft zijn mooiste tijd gehad. Maar de kleuren van de vissen zorgen voor genoeg compensatie. Helaas kunnen we er geen foto’s van maken. Het rolletje dat op onze onderwatercamera zat liep na 5 foto’s al vast in Amed, en alle verwoedde pogingen tot nu toe om een nieuw fotorolletje te vinden hebben niets opgeleverd. Fotorolletjes vinden ze zelfs hier ouderwets!

‘s Middags loop ik in mijn eentje voor onze hut op het strand wanneer twee Indonesische meisjes me aanspreken. Voor ik het goed en wel weet, willen ze met me op de foto. Niet echt op mijn gemak zo in mijn bikini, vragen ze of ik mee wil gaan naar hun vrienden die even verderop zitten. Ik ben op mijn hoede en laat meteen vallen dat ik mijn kinderen in de gaten moet houden, aangezien mijn man aan het snorkelen is….. Maar dan begrijp ik dat ze allemaal studenten Engels zijn, die contacten met toeristen graag willen gebruiken om te oefenen. Helemaal omdat ze de dag erna mondeling examen hebben! Ik doe snel een t shirt aan en ga teug naar de zes studenten die in een kring op me zitten te wachten en onze ‘chat-sessie’ beginnen met nog de nodige foto’s van ons samen. We praten over Nederland, over België, over Indonesië en over hun toekomstdromen. Ze zijn ambitieus genoeg, De woordvoerder laat ongeneert weten dat hij ooit de president van Indonesië wilt worden. Maar het oefenen van de Engelse taal is opeens niet meer belangrijk als Jaan en Tijn hun snoeten laten zien. Ze willen nog maar een ding: Op de foto met hun! Een van de meisjes maakt de fout om voor de foto Jaan een kus te geven. Jaan rent gillend naar binnen. Tijn laat zich alle aandacht welgevallen, en poseert voor de ene na de andere foto. Er worden facebook-adressen uitgewisseld en met heel veel ‘terima kasih’s’ en ‘selemat tinggal’s’ vetrekken ze uiteindelijk terug naar Mataram met hun bootje.


Onze volgende twee dagen op dit heerlijke eiland worden we moe van het niets doen. En ik kan een ding zeggen: Dat is een heerlijke soort van vermoeidheid. Na een hele dag lantefanteren heb je minstens een dag nodig om bij te komen!
Terwijl ik kijk naar de zon die langzaam deze dag verlaat, luister ik op de mp3 naar Paul Kalkbrenner met zijn toepasselijke nummer ‘sky and sand’. Meer heb je blijkbaar niet nodig om je gelukkig te voelen.
Helaas komt aan alle mooie liedjes een einde, dus vertrekken we woensdag 27 juli terug naar het ‘vaste land’ van Lombok. Onze bootsman stelt zich voor als Wayam, en Tijn zingt spontaan uit volle borst “Y…M…C…A…“! Blijkbaar geen Indonesische humor want de chauffeur kan er niet om lachen. Wij wel, dus al lachend verlaten we het prachtige eiland.


Na aankomst in Lembar brengt de taxi ons naar Kuta in het zuiden van Lombok. Kuta is een streek die nog volop in ontwikkeling is. Er wordt gezegd dat deze streek binnen een paar jaar een grote toeristische trekpleister zal zijn. Zeker nu een tweede vlieghaven nabij Kuta bijna voltooid is. Onze mening is dat er nog veel moet gebeuren wil deze streek klaar zijn voor het grote publiek. De potentie is er, de natuur is er geschikt voor, maar aan de accommodaties en de infrastructuur zal nog veel moeten groeien. Ons hotel aldaar, Matahari Inn, is er een van vergane glorie. Je kunt zien dat het ooit een prachtig complex was maar naast een mooie tuin is het verval duidelijk zichtbaar. Maar de kamer is goedkoop en schoon dus voor ons een prima plek. En de grot in het zwembad is voor de jongens ‘je van het’.







‘s Middags wandelen we over Kuta Beach. Een mooie, uitgestrekte baai met veel wind. Niet voor niets wordt er in deze baai veel gesurfd, al kun je de surfers vanaf het strand niet zien. Wandelen over het strand is erg vermoeiend. Dit komt enerzijds door de speciale structuur van het zand, dat er uitziet als grof mosterdzaad en niet aan elkaar plakt als het nat wordt. Bij elke stap zak je dus weg tot aan je enkels. Anderzijds is het strand bezaaid met verkopers, waaronder veel kinderen, die allemaal heel erg hun best doen hun sarongs en armbandjes aan iedere toerist te verkopen. Het is vervelend om een kind weg te sturen en hem teleurgesteld te zien weglopen. Anderzijds houdt je deze verkoopsvorm ook in stand als je wel iets koopt… We besluiten de jongens allebei een armbandje te laten uitkiezen (Tijn kiest er uiteraard een met een doodskop!), en gebruiken dit vervolgens om alle volgende verkopers te kunnen laten zien: we hebben er al een gekocht, dus loop maar door. Of dit eerlijk, goed, slecht of verantwoord is weet ik niet, maar het werkt wel. Hier toch.
Onze tweede dag in Kuta (donderdag 28 juli) brengen we ’s morgens door aan het verouderde zwembad (weliswaar met zwemgrot). ’s Middags nemen we een bemo naar een volgende baai, Tanjun Aan. Inmiddels gewend aan haperende motoren, zijn we dan ook niet verbaasd als we de bemo eerst zelf moeten aanduwen, alvorens hij start!
Ook hier is het strand prachtig en zeer uitgestrekt. We passen de armbandjes-truc ook toe op de sarongs en dus ga ik demonstratief op mijn spiksplinternieuwe aangekochte sarong liggen. Het werkt, de verkopers lachen me toe dat ik al een mooi exemplaar heb gekocht en wandelen verder… Als we terug willen gaan naar ons hotel blijken er geen bemo’s te zijn. Twee jongens willen graag even de taak van taxichauffeur op zich nemen en even later zoeven we met zijn zessen op twee brommers terug naar huis….

Terug in het hotel beginnen we weer maar eens met het pakken van de koffers. Alhoewel we eigenlijk bedacht hadden hier te blijven totdat we 1 augustus naar Sulawesi vliegen, bedachten we opeens dat we ook nog wel wat binnenland wilden zien van Lombok, na zoveel kusten en stranden…. Dus regelden we snel voor de volgende dag een taxi naar Tetebatu……







donderdag 28 juli 2011

Senggigi en Mataram

Nadat we eindelijk Gili air verlaten hadden, kwamen we de 20ste aan op Lombok. We namen een taxi naar Mangsit, waar we een reservering hadden bij het Pondok Damai Resort. Het was een vreemde reservering, want ze zouden ons nog via de mail laten weten hoe we een voorschot konden betalen, maar die informatie heeft ons nooit bereikt. Ook onze laatste mail aan hen (dat we een dag later zouden aankomen) werd nooit beantwoord, dus dat vonden we al vreemd. En wat bleek bij aankomst: Pondok Damai was bankroet! Al snel bleek dat er voor de rest nergens meer kamers vrij waren in deze buurt, dus hebben we ons laten afzetten in Senggigi. We kwamen terecht bij Batu Bolong cottages. Ook hier zat bijna alles vol, maar er was wel nog een duurdere kamer vrij. We konden de dag erna verhuizen naar een goedkopere kamer. Onze ‘dure’ kamer was van alle gemakken voorzien: ligbad, airco, televisie, frigo en dvd (en lawaaierige bovenburen kreeg je er gratis bij!). De kids vonden het maar niets dat we dag erna naar de andere kamer moesten, totdat bleek dat deze kamer identiek was! Alleen de dvd ontbrak! En de ligging, aan de tuin, was zelfs nog veel leuker.

Tijn heeft zijn eerste tand gewisseld! Hij heeft er de hele dag mee rondgelopen en iedereen, of je nu wilde of niet, moest het kleine witte brokje met aan de rand wat gestold bloed, bewonderen. Als zijn nieuwe tand bij ieder ‘oooh‘ of ‘aaaah‘ een stukje was gegroeid had hij nu al een volledige nieuwe tand gehad! De Indonesiërs zeggen als een tand gewisseld wordt: Now the window is open!


Donderdag 21 juli. Chris wordt ‘s nachts wakker van de jeuk, en blijkt helemaal onder de netelroos te zitten. We hebben medicatie bij ons tegen jeuk, dus na een koude douche valt hij toch terug in slaap. Tot onze grote verbazing is alle uitslag en jeuk de volgende ochtend helemaal verdwenen. Maar mijn al een paar dagen aanhoudende zeurende kiespijn, begint te resulteren in een rimpelloze linkerkant van mijn gezicht. Mijn gezwollen wang doet me inzien dat ik niet langer kan blijven afwachten of het vanzelf overgaat, dus gaan we op zoek naar een dokter. Een van de grotere hotels blijkt een eigen medical service te hebben. We zijn niet de enige bezoekers. Voor ons wordt een toerist behandeld voor een snee in haar kin en ook na ons zitten er alweer mensen te wachten in de bescheiden wachtkamer. De spreekkamer is 3 bij 3, de wachtkamer 2 bij 2. In hoop van harte dat ik een kuurtje krijg voorgeschreven en dat de arts niet van plan is met naalden of zo te beginnen….. Nadat ik de arts verteld heb wat het probleem is, schijnt hij met een reuze zaklamp in mijn mond. Nog voordat ik heb kunnen aanwijzen waar ik precies pijn heb, heeft hij de diagnose al gesteld: “I think antibiotics is okay. You think okee too?” Ik knik opgelucht. Hij vraagt wat ik voor pijnstillers heb, en als ik het woord paracetamol laat vallen, schud hij meelijdend van ‘nee’ en zegt” I give you better painkillers’. Opgelucht stap ik een kwartier later weer naar buiten.

‘s Middags willen we de Batu Bolong tempel bezoeken. We houden een taxi aan en weten deze voor meer dan de helft af te dingen. We zijn trots op onszelf, we lijken langzaamaan beter in te worden in het onderhandelen over prijzen. Maar de trots is van korte duur: De taxi stopt anderhalve minuut later. De tempel blijkt op nog geen kilometer van ons hotel te liggen! ‘s Avonds valt ons zelfs op dat je de tempel vanuit ons hotel ziet liggen! Waren we toch weer opgelicht…! En die tempel? Die was het een kilometer dure(nde) ritje niet eens waard!




Senggigi is een kustplaats aan de westkust van Lombok, waar het toerisme flink aan het groeien is. De kust heeft een mooi, uitgestrekt strand, zonder schelpen en zonder koraal. Op zich geen slechte plaats, maar wij waren toch blij dat we hier maar twee dagen zouden blijven. Soms heb je dat gewoon met plekken, je vind er je draai niet….

Vrijdag 22 juli. Een bijzondere dag: Chris wordt vandaag 40! De kids en ik bereiden een bescheiden wakker-worden-ritueel voor. Een meegebrachte ballon, tekeningen, geplukte bloemetjes, een gsm vol sms’jes, douchegel, de kaart van Diane en een verjaardagsliedje. Wellicht dat anderen hun veertigste verjaardag uitbundiger vieren, maar ik denk niet dat veel mensen deze mijlpaal in Indonesië vieren! Ik was ‘s morgens ook nog even langs het restaurant gelopen om het personeel te vragen of ze iets kleins voor Chris konden regelen. Nou, daar had ik wat gevraagd! Alle personeel van het hotel werd erbij gehaald. Er werd druk over en weer geroepen en gegiecheld, maar het kwam er op neer dat ze niet wisten wat ik bedoelde. Toen ik uitlegde dat ze misschien een speciaal gerechtje voor hem klaar konden maken, kregen ze een idee. Ik begreep niet helemaal wat ze bedoelde, maar ik vertrouwde op de hilariteit ervan. Toen we aan het ontbijt zaten, kwamen twee serveersters met een bordje met vers fruit, met daarop twee kaarsjes: De vier en de nul! De Indonesische versie van happy birthday, die ik ze in de keuken had horen oefenen, lieten ze echter achterwege. Dat was blijkbaar teveel gevraagd…

Om tien uur bracht de taxi ons naar Mataram, de hoofdstad van Lombok. Sinds lang waren we nog eens gescheiden van de kustlijn. En ook sinds lang waren we nog eens in een stad. We moesten weer wennen aan druk verkeer en vuile uitlaatgassen. We kwamen via omwegen terecht bij het enorm grote hotel Lombok Garden, in het centrum. Het hotel was ver boven ons budget, alhoewel we best bereid waren voor Chris’ verjaardag eens wat luxer te doen. Maar net toen we wilden mededelen dat we verder zouden gaan naar een ander hotel, werd er een ‘special discount’ aangeboden. Dat klonk goed. Opeens zaten we zelfs onder ons budget! En toen we zeiden dat we daarmee akkoord gingen, verwisselden ze de door ons gevraagde standaard kamer, ook nog opeens voor een deluxe kamer. Waarom? Wie zal het zeggen… Maar we verbleven wel twee nachten in een fijne kamer aan een riant zwembad!
De rest van de middag verbleven we in de shopping mall. Een enorm groot complex volgestouwd met winkeltjes, warenhuizen, kermisattracties en zelfs een zwembad. Het was lang geleden dat we nog eens konden ’winkelen’, zonder opdringerige verkopers en met vastgesteld prijzen. Ik weet wel dat afdingen hier een culturele bezigheid is, maar ik onderhandel toch liever over andere zaken dan over geld. Jaan en Tijn flirtte de hele middag met de verkoopsters. Waren we ze kwijt, dan hoefden we alleen maar te kijken waar alle verkoopsters waren. Want daar ergens, tussen die zwerm giechelende Indonesiërs, stonden dan onze twee kletskousen, het druk in het Vlaams uit te leggen…… Enkele t-shirts, een schietgeweer en een power-ranger rijker, vertrokken we terug richting zwembad.


‘s Avonds hebben we besloten om 1 augustus toch naar Sulawesi te vliegen. Na navraag vielen de prijzen hier enorm mee (in tegenstelling tot thuis). Als we ‘s avonds skypen met opa vraagt die verbaast: “Is dat niet waar pas die vulkaan is uitgebarsten?” Aangezien Sulawesi vrij goot is, vermoeden we dat dat wel niet in het Noorden zal zijn, waar wij naartoe gaan. Als we daarna op internet kijken blijkt het wel degelijk de Mount Lokon in het noorden te zijn. Gelukkig vinden we niets terug van een negatief reisadvies. Mogelijk verklaart de uitbarsting wel de lage vliegprijzen….

De dag nadien, 23 juli, hebben we de Pura Meru tempel bezocht. Dit is de grootste en belangrijkste hindoetempel in Lombok ter ere van Brahma, Vishnu en Shiva. Er tegenover ligt het Mayura Waterpaleis, waar in 1894 zwaar gevochten werd tussen de Nederlanders en de Balinezen. Beide ’hoogtepunten’ konden ons niet echt charmeren, maar op de weg terug haalden we alle schade in door een bezoek te brengen aan Melissa’s Bakery, met zowel westerse als Aziatische lekkernijen. Hmmmmm……. Gek dat je na een maand reizen in Azië alweer zo kunt genieten van een muffin of een donut!